Moet je haar zien zitten. Een nonchalante knot in haar blonde haar. Skinny jeans aan haar slingerende benen. En de blik op oneindig. Ze past zó in het rijtje. Mijn kleine Amsterdammertje.
Samen maken we ons eerste ritje met de Noord-Zuidlijn. De nieuwe Amsterdamse metroverbinding. En ik sta mezelf een kort moment van verbazing toe. Verbazing over wie ik ben. Verbazing over waar ik ben. Want dit ben ik. Moeder van drie Amsterdammertjes. In de Noord-Zuidlijn.
Toen ik in 2003 in Amsterdam op kamers ging, wist ik één ding heel zeker: ik maak mijn studie hier af, maar daarna vertrek ik weer. Toen in datzelfde jaar de aanleg van de Noord-Zuidlijn startte, kon ik alleen maar glimlachen. Een leuk project. Maar tegen de tijd dat die metro klaar zou zijn, zou ik al lang vertrokken zijn.
Maar hier zit ik dan. Ruim vijftien jaar later. In Amsterdam. Ik ben er nog. En ik ben niet alleen. Ik zit in de Noord-Zuidlijn. Met drie Amsterdammertjes.
Met mijn blik op Jaël gericht, begin ik te dromen. Waar zal zíj over vijftien jaar zijn? Als ik zie hoe ze blendt tussen de andere reizigers, kan ik me niet voorstellen dat ze de stad ooit zal verlaten. Zit ze over vijftien jaar misschien in dit zelfde rijtje, maar dan op een andere plek? Student, of al aan het werk? Skinny jeans, knot op haar hoofd? Mobieltje in de hand, of… misschien toch een biertje?
Alsof ze weet wat mijn gedachten zijn, zet ze -vol enthousiasme over dit unieke moment in de nieuwe metrolijn- haar favoriete lied in: “Aan de Amsterdamse grachten, heb ik heel mijn hart voor altijd verpand… …niemand kan zich beter wensen, dan een Amsterdammer te zijn”. Alsof ze me even wil laten weten: dit is mijn plekje. En hier ga ik nooit weg. Nog in geen vijftien jaar.
Lief Amsterdammertje.