Met een diepe zucht draai ik de snelweg op. De laatste keer naar Amsterdam. Het valt me zwaar. Ik heb de afgelopen weken steeds gedacht dat Timon de eindinspectie en overdracht zou doen. Dat ik niet meer terug hoefde naar mijn oude vertrouwde plekje. Maar deze week bleek het toch logischer dat ik zou gaan. En dus draai ik met een zucht de snelweg op.
Terwijl ik optrek, dringt het met een schok tot me door: ik ben het inspectieformulier vergeten te printen. Ik kan mezelf wel voor mijn kop slaan. Tijd om te keren heb ik niet. En dat formulier moet ik wel echt bij me hebben…
Vanuit mijn emotionele zucht-modus schakel ik meteen over op de actie-modus. Ik moet dit probleem oplossen. En met mijn telefoon als beste vriend moet dat toch lukken. Ik klik op het display van de auto mijn contacten aan. Ik bel eerst mijn buurvrouw (nou ja, mijn vroegere buurvrouw… au) Helaas, haar printer doet het (nog steeds) niet.
Het is onvoorstelbaar hoeveel contacten er in een paar tellen in mijn hoofd en op mijn telefoon oppoppen. Ik kan de andere buren proberen, of de schuin-overburen. De buren van één straat verderop zijn ook een optie. En desnoods rij ik een paar straten verder naar diverse vrienden uit de kerk. Of ik probeer één van de moeders-van-vriendjes-of-vriendinnetjes in de buurt.
Terwijl alle verschillende contacten in mij opkomen én worden langs gebeld (want de één heeft geen printer, de ander is niet thuis en de volgende neemt niet op) denk ik terug aan eerder deze week. Ik moest met Abel naar het consultatiebureau en werd gebeld of ik ook op een ander tijdstip kon komen. Toen ik begreep dat ik geen andere kinderen mocht meenemen, was mijn antwoord meteen duidelijk: nee, helaas lukt dat niet. Ik kan op dat moment de kinderen niet bij mijn werkende man achterlaten en verder ken ik nog niemand in Wageningen.
Au. Wat wordt het contrast tussen Amsterdam en Wageningen nu pijnlijk groot. Vanuit de actie-modus schakel ik weer terug naar de emotionele zucht-modus. En om het helemaal af te maken huil ik ook nog maar even flink. Wat is verhuizen toch raar. En naar. Zou het ooit goed komen met ons in Wageningen?
Als ik na de eindinspectie thuis kom bij Timon vertel ik hem het hele verhaal. De tranen komen al weer op, als mijn oog op een bos bloemen valt. “Van wie hebben we die gekregen?” “De buurman was aan de deur om ons welkom te heten. Oh en de buurman van 3 huizen verder stond met zijn zoontje aan de deur. Of Levi wilde spelen.”
Ik slik mijn tranen maar weer in. Of het goed gaat komen met ons in Wageningen? Vast wel…