Het ouderschap is op sommige momenten ontzettend verheven. Een pasgeboren kind op je blote huid. Het binnendragen van de taart-met-kaarsjes voor een glunderende jarige. Een kind dat wappert met het briefje waarop staat dat ze mag afzwemmen. Het zijn momenten waarop je het moederschap extra diep voelt. En waardeert.
Toch vind ik het ouderschap op veel meer momenten heel nederig en onbeduidend. Broodjes smeren. Kinderen aankleden. Aansporen tot HAAST. Boodschappen doen. Een was ophangen. Luiers verschonen. Omgevallen bekers opruimen. Kruimels opvegen. En ga zo maar door.
Ik weet dat er van die fantastische Facebook- en Instagram-uitspraken bestaan. Dat het juist die kleine, onopvallende momenten zijn, die het leven zo mooi maken. Dat je kind zich juist op die momenten geliefd voelt. En dat je later met een brede glimlach aan deze momenten zult terugdenken. Toch ben ik zelf meer van de verheven momenten. De momenten waarop je het moederschap diep voelt. En waardeert.
Vandaag is het maandag. De meest nederige, onbeduidende dag van de week. En vandaag bovendien stormachtig en nat. We zijn net terug van school. De jassen zijn amper uit. De handschoenen nog niet helemaal opgedroogd op de verwarming. De kruimels nog lang niet opgeveegd. Maar het is al weer tijd om te gaan. Saxofoonles en circusles. Het vaste riedeltje van de maandagmiddag.
Abel is niet fit en ligt al vier uur lang te slapen. Ik kom zijn rust weer eens bruut verstoren. Snel kleed ik hem aan. Stop een koekje in zijn hand. En zet hem in de bakfiets. Juda er naast. Samen met Levi, Jaël en het buurmeisje fiets ik door wind en regen naar de andere kant van Wageningen. Net voordat we arriveren, zie ik het hoofd van Juda opzij zakken. Hij slaapt. Ook Abel lijkt zijn slaap te hebben hervat.
Even twijfel ik wat ik zal doen. Over een halfuur is Levi weer klaar. Normaal gesproken doen we in de tussentijd een boodschapje, maar eigenlijk wil ik deze broodnodige rust van mijn kleine mannetjes niet verstoren. In de fietsenstalling blijven staan trekt me ook niet. Bovendien denk ik dat ze de beweging van de bakfiets nodig hebben om te blijven slapen. Er zit dus maar één ding op. Ik stap weer op de fiets en rij kriskras rondjes door Wageningen. Terwijl ik vecht tegen weer en wind, pakken de kindjes in de bakfiets-tent hun rust.
En midden op deze nederige, onbeduidende maandag besef ik: dit is zo’n verheven momentje…