Vorige week schreef ik met gepaste trots over mijn nieuwe wasbare tissues. Maar écht goed zorgen voor deze wereld vind ik eerlijk gezegd nog niet eenvoudig…
Kort gezegd komt het er op neer dat wát ik ook doe, ik altijd het gevoel krijg dat iets anders misschien nog beter was geweest. Zo heb ik jaren geleden besloten om alleen nog maar biologische zuivel en biologisch vlees te kopen. Het voelde als een goede keuze, totdat ik hoorde dat biologisch vlees weliswaar diervriendelijker is, maar wél een grotere ‘ecologische voetafdruk’ veroorzaakt…
Mijn motivatie voor biologisch vlees is daarmee wel wat verminderd. Gelukkig ben -door de prijs van biologisch vlees- al lang gewend geraakt aan een leefstijl met heel weinig vlees. Sterker nog: ik betrap mezelf erop dat ik de laatste tijd zelfs regelmatig bezig ben met de vraag hoe plantaardig ik leef. Ik noem het bewust niet veganistisch, want dat vind ik zo activistisch klinken. Plantaardig daarentegen klinkt veel vriendelijker en dus aantrekkelijker. Waarom gebruik ik eigenlijk nog koeienmelk in pannenkoeken, als er prima plantaardige alternatieven beschikbaar zijn? Totdat ik hoorde dat voor de amandelen van amandelmelk héél veel water nodig is in het toch al ontzettend droge Californië, en er voor de productie van soja wereldwijd grote stukken regenwoud worden gekapt. Een plantaardige levensstijl voelt dan opeens tóch niet zo onverdeeld vriendelijk voor de wereld.
Maar wat kan ik dan wél vol overtuiging doen? Er blijft gelukkig nog genoeg over. Want als er in ons gezin nieuwe kleding of nieuwe spullen nodig zijn, kijk ik tegenwoordig eerst op Marktplaats en in de kringloopwinkel. Mijn motto: als iets al is gemaakt, waarom zou je het dan nieuw laten maken? Toen ik vorige week in de auto zat om 25 km verderop een tweedehands kleuter-luchtbed op te halen, kreeg ik opeens stress. Hoeveel uitlaatgassen was ik nu wel niet aan het uitstoten in mijn poging milieubewust te zijn? Tot mijn grote opluchting werd net de berm langs de weg gemaaid en kon ik -zonder bang te hoeven zijn voor toeterende weggebruikers- een groot deel van de route stapvoets rijden, wat tot een historisch laag verbruik leidde.
Duurzaam leven is nog niet eenvoudig. Soms, als ik verwikkeld ben in de afweging wat nu beter of slechter is, vraag ik me vertwijfeld af of het beter is om helemaal niks meer te kopen. Wat betreft spullen gaat dat natuurlijk op, maar als ik geen eten meer koop, breng ik de uitstoot van ons gezin wel heel snel terug naar 0. En dus balanceer ik dapper verder in de duurzaamheidsjungle en probeer ik me te focussen op wat wél ‘kan’.
Net op het moment dat ik het gevoel heb redelijk in duurzaamheids-balans te zijn, komt er een appje binnen in de klassenapp van groep 8. Eén moeder stelt voor om aan het eind van de musical alle kinderen een bosje bloemen in de handen te drukken. Iedereen voor? Heerlijk in balans wil ik enthousiast een duimpje plaatsen onder het bericht. Maar net voordat ik dat doe, verschijnt er een reactie van een andere ouder op mijn scherm. Ze wil niet vervelend doen, maar heeft moeite met het kopen van snijbloemen. Mijn adem stokt in mijn keel. Ik voel hoe ik wankel op mijn duurzaamheids-evenwichtsbalk. Bijna val ik er van af. Snijbloemen? Wat is daar dan weer mis mee? Mag ik nou ook al niet meer genieten van een bosje bloemen? En dan opeens snap ik de reden. Met een diep schuldbesef krabbel ik weer op de evenwichtsbalk en wiebel voetje voor voetje verder. Hoe heb ik dit al die jaren over het hoofd kunnen zien? Snijbloemen zijn natuurlijk alles behalve plant-aardig…