Ik was het even vergeten. Maar vandaag weet ik het weer. Hoe leuk het is om stil te staan.
Het is al weer meer dan 4 jaar geleden dat ik dit voor het eerst ontdekte. Het was op het moment dat ik besloot te stoppen met werken. Alle dagen thuis. Ik weet nog goed wat een verademing ik het vond. Om de tijd te hebben. Want dat was iets wat me in mijn werkzame leven maar moeilijk lukte. De tijd hebben. Tijd om ja te zeggen. Tijd om niks te doen. Ik voelde me altijd bezig. En altijd druk.
Toen ik net was gestopt met werken was er één activiteit waar ik bijzonder van genoot. Stilstaan met mijn kinderen. Stilstaan bij de vuilniswagen. Stilstaan bij de eendjes met jonkies. En stilstaan bij de werkauto’s die stukje bij beetje een groot vervallen flatgebouw ontmantelden. Keer op keer hebben we daar stil gestaan. Gekeken hoe ver de sloop vorderde. En ons afgevraagd hoe lang het zou duren voor die ene roze kamer óók zou sneuvelen.
Wat is het heerlijk om stil te staan. En wat is het een misvatting om te denken dat de mogelijkheid om stil te staan direct verband houdt met het stoppen met werken. Want in de afgelopen jaren ben ik niet opnieuw gaan werken, maar ben ik de kunst om stil te staan langzaam weer verleerd. Ik heb m’n agenda gevuld met kookopdrachten, blogs schrijven en op en neer fietsen naar zwemles en muziekles. Ik voel een non-stop drang om dóór te gaan. Vooral dóór te gaan. En meer te doen.
Gelukkig is daar Juda. Juda die steeds meer woordjes zegt en steeds beter weet wat hij wil. Sinds een aantal weken betekent kah-kah niet alleen “eendjes” en “winkelkar”, maar is het ook het woord voor zijn nieuwe grote hobby: takels en hijskranen kijken. Vandaag zijn we uit school eerst langs de eendjes gereden: kah-kah. Vervolgens hebben we boodschappen gedaan in de kah-kah. Maar nu zitten we weer op de fiets en Juda blijft maar vragen: Kah-kah? Kah-kah? “Wil je graag een takel zien?” Juda begint enthousiast te wippen in zijn fietsstoel. Ik vermoed dat het ja betekent. “Misschien zien we er wel één!” zeg ik gemaakt enthousiast.
Ik hoor meteen hoe leugenachtig ik klink. Want ik wéét welke route we naar huis fietsen. En die route komt niet langs een takel of hijskraan. Hoe graag Juda dat ook wil. Maar ik weet óók dat ik maar een paar straatjes om hoef te rijden om wél een hijskraan te zien. Vier zelfs.
Ik was het even vergeten. Maar vandaag weet ik het weer. Ik weet hoe leuk het is om stil te staan. Samen met Juda fiets ik een paar straten om. En blijven we heerlijk stil staan. Juda kijkt verrukt naar de hijskranen. Wat een geluk! En ik kijk verrukt naar Juda…Wat een geluk!