Vier dagen proefdraaien op misschien-wel-de-nieuwe-school. Ik schreef er vorige week al over. Waar ik dacht dat het proefdraaien bedoeld was voor de kinderen, bleek het vooral voor mijzelf een ontzettend leerzame week te zijn.
Het begint allemaal al meteen op de eerste dag. Wat voel ik een enorme weerstand als we bij de schooldeur arriveren. Ik kan alleen maar zien wat anders is. Minder is. En ik hoop heel hard dat de kinderen de school maar niks zullen vinden. Natuurlijk is daar nog dat optimisme van de eerste dag: “Als dit het beste is, dan gaan we er het beste van maken.” Maar op dag twee is mijn optimisme verdwenen. Ik moet de kinderen -in verband met gymles- op twee verschillende locaties afleveren. Ik blíjf maar slepen met Juda. En het is zo koud! Ik kan wel janken. Dus dat doe ik ’s avonds ook maar hard, op de schouders van Timon.
Het is ergens tussen het huilen en de vertwijfeling door, dat ik een klein beetje zelfinzicht krijg en tegen Timon zeg: “ik ben gewoon enorm trouw!” Dat kan Timon wel beamen. Het is een kwaliteit die hij bijzonder waardeert in mij. Maar soms is het ook een rot-eigenschap. Zo heb ik destijds in mijn werk bijna alle collega’s zien vertrekken naar een andere baan. Zelf zag ik óók wel dat we op een zinkend schip zaten, maar ik kon het niet over mijn hart verkrijgen om weg te gaan. “Want hoe moet het dan verder met al mijn taken?” Mijn laatste taak was het licht uitdoen…
Ik ben trouw. Ik wil helemaal niet weg van de oude school. Maar ik moet ook eerlijk zijn: de kinderen komen deze dagen met een twinkeling in hun ogen uit school. En dat komt niet door de tranen. Jaël is enthousiast, want ze heeft “een hele moeilijke opdracht gemaakt!”. En Levi zegt het al na één dag: “ik zal de oude school héééél erg gaan missen, maar ik denk wel dat dit het moet worden.” En daarmee leert hij mij een tweede les. Het mag pijn doen.
Juist als thuisblijfmoeder speelt een behoorlijk deel van mijn leven zich op en om de school af. Ik heb een stukje van mijn hart aan de school gegeven. Heb er in de loop van de jaren veel contacten opgebouwd. Dat alles achter je laten, is een heel klein beetje sterven. En dus mag ik best even rouwen.
Op de laatste proefdraai-dag mag ik een half uurtje in de klas van Jaël kijken. Ik stel al mijn kritische ik-heb-zo’n-weerstand-vragen aan de juf. En krijg op alle vragen antwoord. Als we terug naar huis fietsen, merk ik het opeens. Ik heb er vrede mee. Het is de rust waar ik al weken lang voor bid en die er opeens is, zonder dat ik het met een lijstje voor- en nadelen kan beargumenteren. Om het met de woorden van Levi te zeggen: ik denk wel dat dit het moet worden.
Zodra ik dat denk, voel ik ook weer die weerstand. Maar ik ben deze week wat wijzer geworden. Dit hoort nu eenmaal bij mij.
Trouw.
Rouw.
Ouw!
Één reactie Voeg uw reactie toe